Het Noordbargerbos

Van onze speciale verslaggever Jan P. de Vin.

Om het ontstaan van het Noordbargerbos te beschrijven moeten we even een sprongetje terug in de tijd maken en wel naar Emmen in 1824. De Markgenoten van Emmen en Westenesch hadden in deze periode het Emmerzand en het Emmerhout in gemeenschappelijk bezit. Men plantte wat jonge aanplant aan om de zandverstuivingen tegen te gaan en verder was het grootste gedeelte bestemd voor houtverkoop.
Een aantal Emmenaren verenigd in de plaatselijke VVV en een aantal vooraanstaande boeren uit Westenesch en Noordbarge richtten in 1907 de NV Emmerdennen op. Het was deze mensen een doorn in het oog dat er zoveel hout werd gekapt en er niet voldoende nieuw bos werd aangeplant. Men wilde de Emmerdennen verder in cultuur brengen en waar mogelijk exploiteren. Het moest een bos worden voor de mensen, met wandelpaden en bankjes.
Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak en de houtprijzen tot ongekende hoogte stegen heeft het bestuur van de NV zich laten verleiden om 1/3 van de oppervlakte kaal te kappen, hetgeen de inwoners van Emmen met zorg vervulde. In 1918 kocht Staatsbosbeheer het 253 ha grote Emmerdennen en op datzelfde moment kocht men ook het Valtherzand van 300 ha en 271 ha van het Noord- en Zuidbargerveld. Deze zandverstuivingen en heidevelden waren in het bezit van de Boermarke Noord- en Zuidbarge.
In 1886 kwam de regering met de Markewet. Deze wilde ontginning van de woeste gronden bevorderen door omzetting van gemeenschappelijk in particulier bezit. De Markewet gaf iedere markgenoot de kans de verdeling van de gemene gronden te eisen en hun eigen deel te verkopen.Een groot deel werd door de verschillende eigenaren verkocht aan Staatsbosbeheer. Ook waren er markgenoten die hun deel in particulier bezit hielden en het zelf gingen exploiteren. Zodoende kwam het dat er een aantal Noordbarger boeren een stuk bos in hun bezit hadden. Een deel van het bos aan de het einde van de Bargerkampweg werd in die tijd het Garmingsbos genoemd en aan de Ermerweg lag Ab Lambers zien bossie. Op allerlei wijze werd onder de aandacht gebracht hoe belangrijk het wel niet was om nieuwe aanwas aan te planten. Je kon er rijk mee worden.. Er waren ook veel tegenstanders die zich kenbaar maakten door middel van ingezonden stukken in de courant:

En hoe weinige jaren wellicht zal er inderdaad nog heide in Drenthe zijn, heide, in de zin van onafzienbare velden, die zich in het gezichtseinder verliezen, waar niets de heilige rust verstoort, waar het bijtje zoemend van bloem tot bloem vliegt en de herder eenzaam met ze’n kudde rondoolt. Groot is in deze het verlies aan natuurlijk schoon, dat tegenover de winst aan ontgonnen terrein gesteld moet worden.

We komen in de loop van de tijd verschillende namen tegen voor het gebied: het Bargerveld / Noord- en Zuidbargerveld / Noordbargerveld. Het uitgestrekte heideveld met zandverstuivingen liep van de Noordbarger Nieuwe Kamp nabij het Oranjekanaal tot aan het Westerveld bij de Sleenerstroom. Er liepen twee hoofwegen door het heideveld, te weten de Heirweg van Westenesch tot aan de Klinkmolenbrug en een zandweg van Noordbarge naar Erm en Dalen, de Ermerweg. De naam Heirweg komt uit de Oud-Romeinse taal en betekent lange-afstandsweg. De Ermerweg werd in 1863 verhard, het was de eerste verharde weg in Emmen. Vanaf 1903 liep ook de tram langs deze route. Daarnaast had je nog verschillende hooiwegen die de boeren hadden afgesproken met Staatsbosbeheer bij de ontginning, ze moesten zo breed zijn dat twee hooiwagens elkaar konden passeren. De ontginning van de heidevelden gebeurde door de werkverschaffing.

Kaart Noord en Zuidbargerveld 1900

Het Leven op de heide
De schaapherder van Noordbarge trok er dagelijks op uit met zijn kudde naar het grote heideveld. Gezien de advertentie waarin een ongehuwde schaapsherder werd gevraagd moet het wel een eenzaam beroep zijn geweest. Ook diefstal van heideplaggen kwam regelmatig voor. Gezinnen die een openhaardvuur hadden in hun plaggenhut gebruikten deze als brandstof in plaats van turf. Als je werd betrapt was de veroordeling voor de rechtbank 3 gulden boete of 3 dagen hechtenis. De werkloosheid was groot in die dagen en de woonvoorzieningen niet best. Aan de rand van het heideveld werden plaggenhutten gebouwd. Zo kon het gebeuren dat een arbeider uit Emmen die al enkele maanden zonder woning was geweest zonder toestemming een plaggenhut had gebouwd in het ruime heideveld. Tot hun verbazing zagen de bewoners van de naast gelegen woningen ‘s morgens rook uit de hut omhoog stijgen. Dat was het bewijs dat ze nieuwe buren hadden gekregen. Het was een makkelijke en goedkope manier om zonder aankoop van de benodigde grond een woning te bemachtigen.

De fam. Ten Cate uit Emmen bouwde in 1895 aan de Heirweg een boerderij, tevens had men de bedoeling om hier later een café annex logement te beginnen voor reizigers die Zuid Oost Drenthe zouden bezoeken. Men ging er vanuit dat deze weg de hoofdweg zou worden tussen Emmen en Erm, maar het pakte anders uit. In 1902 kwam de fam. Mennik hier wonen, de nazaten wonen er nog steeds.
Nieuw bos werd aangeplant met een in blokvorm aangelegde structuur met daartussen brede zandpaden. Aan de andere kant van de Ermerweg, waar het bos door liep tot aan de Maden, werd er bos in een stervormige structuur aangelegd. Op de hoger gelegen gronden bevonden zich de zandverstuivingen met de heide. De ondergrond van deze heide bestond uit zgn. Palmzand, men noemde dit gedeelte van het bos ook wel het Noordbarger Palmzand. Dit zand wordt ook veel gebruikt voor het zandstrooien. Het was wit zand van een zo fijne samenstelling dat het vanuit je handpalm tussen je vingers doorgleed. Na de ontginning werden er op dit gedeelte vaak beukenbomen geplant. Ook de Pinus Pancsiana oftewel struikconifeer werd hier aangeplant. In het kronkelpadtie kom je ze nu nog tegen. Op de lager gelegen gronden werd er els / larix / den / aangeplant. Ook werden er eikenbomen gezaaid het zgn. Rabatten. Dit alles om te exploiteren en het hout te verkopen. Veel hout, met name dennen, werd verkocht aan de Staatsmijnen als stutpalen in de mijnschachten.

jonge aanplant poten
eikels zaaien – Rabatten

Zo had men in het Noordbargerbos een aantal boswachters. In de loop der jaren komen we de volgende namen tegen: H.J. Robben 1925-1943, H. Masselink 1945-1953, J.H. Manning 1959-1983, J.J. Bruggeman 1984-1990 en van 1990 – heden J.E. Haaksman. Boswachters Robben en Masselink gingen beiden in 1953 met pensioen na 35 jaar in dienst van Staatsbosbeheer te zijn geweest. Boswachter Robben was tevens beëdigd als onbezoldigd veldwachter. Dat betekende in de praktijk dat hij een revolver mocht dragen en dat deed hij dan ook. Het werk was niet ongevaarlijk in het bos met stropers en landlopers. Ze woonden in het boswachtershuis aan de Ermerweg, in dit huis bevond zich in het begin nog een inwendige ossenstal. Deze ossen werden gebruikt voor het ploegen van de heide en het verslepen van de grote bomen met de boomwagen. Later gebruikte men hiervoor het paard. Tegenover het boswachtershuis, aan de andere kant van het zandpad, stond een stalen Romney loods. In deze loods lagen de eikels opgeslagen en gereedschap en werktuigen die men nodig had in het bos. In de oorlog 40-45 had de dochter van boswachter Masselink haar uitzet in veiligheid gebracht in de Romney loods. Er werd hevig gevochten en de loods werd beschadigd bij een zwaar vuurgevecht met als gevolg dat alles verloren ging. Ook na de oorlog was het Noordbargerbos niet ongevaarlijk. In 1952 werden er 30 tankgranaten gevonden en een week later nog eens 75 en in 1953 werden fosforbommen gevonden achter de boswachterswoning. In 2014 was het opnieuw raak: men vond 65 granaten. Het Noordbargerbos was een uitstekend jachtgebied en dat wist ook in 1898 de Boermarke van Noord- en Zuidbarge. De prijs van een jachtvergunning bedroeg in die tijd 30 gulden. Gezien de grote aantallen dieren die er werden geschoten heeft men besloten de prijs van de vergunning te verhogen tot 50 gulden, een hoop geld voor die tijd en vele jagers haakten dan ook af. Noordbarge kende een aantal uitstekende jagers. We noemen er een aantal: familie van aannemer Scholten / familie Klaas Meijering / Fietsenmaker De Jong / familie Haasken. In 1949, bij een patrijzenjacht, werd er goed geschoten, zie onderstaande advertentie.

Telegraaf -1938 jacht te Noordbarge
Provinciale Drentse en Asser courant 1949

In 1965 werd het dorp ‘t Haantje opgeschrikt door een grote ramp die wereldnieuws werd. Door een zgn. Blow Out verdween bij een proefboring de complete boortoren in de aarde. Drie jaar later probeerde men opnieuw te boren en nu achter het Noordbargerbos aan de kant van Westenesch. Fotograaf Eise Folkers legde de boortoren bij avond vast op de gevoelige plaat en noemde het ‘Cape Westenesch’ naar de gelijknamige raketlanceerbasis in Amerika ‘Cape Canaveral’. Ook de gaswinput bij manege de Eekwal, die sinds 2017 al geen dienst meer deed, is in 2020 ontmanteld.

Noordbargerbos in de herfst
‘Cape Westenesch’

In 1970 werd het bos getroffen door een hevige storm. De schade was groot, vele bomen legden het loodje. Het beeld van het bos is hierdoor wat veranderd, grote gaten worden door de natuur ingevuld met nieuwe begroeiing. De trots van Noordbarge, de dikke stien, met een gewicht van 55.000 kilo is gelukkig op zijn plaats blijven liggen. Het Noordbargerbos heeft nu een meer recreatieve functie gekregen met paden en bankjes en een hondenuitlaatgebied. De parkeerplaatsen staan op zondag geheel vol dat is een goed teken.

Bronnen: gegevens uit Delpher – Gemeente archief Emmen – Nieuwsblad van het Noorden – Topotijdreis – Kadaster met oude kaarten