Geschiedenis van het Bargermeer

Van onze speciale verslaggever Jan P. de Vin

Het Bargermeer, vroeger Bergermeer genoemd, was een van de grootste meren van het noorden.
Het meer was 5 km lang en hier en daar 2 km breed: een totale oppervlakte van ongeveer 400 ha.
Het Bargermeer werd aan de oostzijde begrensd door een hoge zandrug waarop Den Oever was gelegen. Aan de noordkant was een dijk aangelegd in de richting van Angelslo, we komen de naam
Angelsloërdijk heden ten dage nog tegen.

Aan de westzijde liep de grens langs de huidige Bargermeerweg en zette zich voort in de richting van de oude weg tussen Noord en Zuidbarge die op een uitloper van de Hondsrug was gelegen. Den Oever noemde men ook wel de haven (0ever) van Zuidbarge. Het gehucht ontstond op een zandtong die lag ingeklemd tussen het Bargermeer en het Boertanger Moor. Volgens de kaart van Cornelis Pijnacker was hier in 1634 reeds sprake van bewoning. In het begin van de 19e eeuw stonden er 4 boerderijen, bij een grote brand in 1834 zijn drie boerderijen totaal verwoest. Als gevolg van de brand werd op een hoger, meer noordelijker terrein, ook wel de Hoven genoemd een nieuw Den Oever gesticht bestaande uit vijf huizen/boerderijen, dit met toestemming van de markgenoten van Emmen en Westenesch die deze gronden in hun bezit hadden.

Kaart met het Bargermeer 1820
Palingkorf

Het Bargermeer was rijk aan vis, aal, snoek, baars en blei. De Emmer notaris Kniphorst had er zelfs permanent een bootje liggen. De inwoners van Den Oever trokken er dagelijks opuit om te gaan vissen, men at ook bijna dagelijks vis.

Een gedeelte van het meer nabij Angelslo droeg de naam de Poeten omdat er zoveel paling werd gevangen, we kennen in Drenthe ook het woord poetaol. Het vet van de paling werd gebruikt als brandstof voor verwarming en verlichting. Het overgebleven vel van de paling werd gedroogd en gebruikt als dorsvlegelriempjes. Op de hogere gelegen delen, die bij zomerdag boven het meer uitstaken, werden de koeien gedreven.

De afwatering van het Bargermeer geschiedde voor een deel door het riviertje de Delft, dat langs Zuidbarge stroomde, men noemde het ook wel Garming Delft, het liep door de percelen van de boerenhoeves van Garming en Schirring. Zij hadden dan ook het alleenrecht om hier te vissen. Een aantal Haagsche Heren heeft een bod gedaan op het visrecht van f 3000.00 gulden. Dit werd afgeslagen; een beslissing waar men achteraf, bij de drooglegging, enorme spijt van heeft gehad.

Het Bargermeer was een gevaarlijk gebied, je moest er de weg goed kennen. Het meer was ongeveer 50 tot 80 cm diep, er was veel moeras, maar er waren een paar gevaarlijke Kollings (diepe plassen). Zo waren daar de Oevermanskollink, Fokkenkollink en Mouwenkollink. Oranjedorp werd vroeger Kollingsveen genoemd. Het meer werd veel gebruikt door de boeren uit Noord en Zuidbarge, Angelslo en Den Oever om hun schapen te wassen. Hierbij vond in 1867 een verschrikkelijk ongeluk plaats.

De knecht en de arbeider van grootgrondbezitter Gosselaar zouden de schapen gaan wassen in een zijtak van het Bargermeer. Ook de zoon van smid Kroeze uit Emmen ging mee. De klus werd succesvol geklaard. Na deze werkzaamheden wilde men weleens weten hoe diep het meer eigenlijk wel was. Hand in hand liepen ze door het water; men hield elkaar stevig vast. Plots verdwenen de eerste twee in het diepe water, het waren de arbeider van Gosselaar Jan Alberts en Jan Kroeze. De knecht wist zich los te rukken en overleefde het tragische ongeval. Arbeider Jan Alberts, 43 jaar, was gehuwd; hij liet een vrouw en twee kinderen na. Jan Kroeze, 25 jaar, was ongehuwd.

In het Bargermeer liep door het moeras een houten vlonderpad, dit is naar alle waarschijnlijkheid aangelegd door de soldaten van Bommen Berend, de Bisschop van Münster, Christopher Bernhard Van Galen die op zijn trektocht naar Groningen door het Bargermeer is getrokken.
Onderstaand verhaal doet in de geschiedenis van het Bargermeer dan ook de ronde.

Christoph Bernhard Van Galen
Bommen Berend te paard met op de achtergrond de stad Groningen

De gestolen klokken van de Emmer toren.
Op de terugtocht uit Groningen zouden Münsterse rovers ooit 2 klokken uit de Emmer kerktoren
hebben gestolen en daarmee over het bevroren Bargermeer zijn gevlucht, op de voet gevolg door een groep vertoornde Emmenaren. Een deel van de buit zou echter in de buurt van Den Oever in het water zijn gekukeld om vervolgens nooit meer op te duiken. Zelfs bij de aanleg van het Oranjekanaal, waarbij al het water uit het meer is gelopen, bleef de klok onvindbaar. De andere klok, zo wil het verhaal, zou hangen in de toren van Wesuwe in Münsterland. Wanneer bij helder weer de klokken in het Münsterland zo helder weerklinken dat het geluid zelfs tot Emmen doordringt, dan willen ze, zo vertelden de Emmenaren later, verkondigen dat een ongerechte hand hen daar heeft gebracht. Of het allemaal waar is valt te betwijfelen, maar het is en blijft een mooi stukje folklore.

Bij de zomerdag in april, mei kon men boven het Bargermeer grote rookpluimen waarnemen. Dan werd er in lange rechte stukken van ongeveer 10 meter lang en breed, door kleine greppels gescheiden, de restanten van de boekweit afgebrand. Door middel van een vuurpot of oude emmer, die van onderen op de bodem voorzien was van gaten ,werd het vuur verspreid. Daarna werd de veenbodem zo’n 10 tot 15 cm los gehakt om er in mei en juni nieuwe boekweit te zaaien die in september kon worden geoogst. Ook verbouwde men er vlas, iets wat in deze omgeving van Emmen op meerdere plaatsen gebeurde. De opbrengsten werden verhandeld op de markt van Coevorden.
Er was ook een spreuk die betrekking had op het boekweit zaaien “boekweit zaod en vrouwluu praot bint iens in de zeuven jaar goed.”

Boekweit afbranden
De prijslijst 1851

Het Bargermeer was niet alleen gevaarlijk door zijn diepe Kollinks maar ook liepen er in dit gebied landlopers die uit waren op geld en etenswaren. Zo gebeurde er in 1909 een gewelddadige overval.

Een brute overval
Op 16 februari kwam hij, Frederik Wilhelm M. uit Duitsland waar hij gewerkt had. Op een middag ontmoette hij op de Meerweg de weduwe Jannie Koetsier – Bartelds een vroegere bekende van hem waar mee hij een eindje opliep. Jannie was aan het brood venten en was op weg richting Oranjedorp. Na eerst wat gepraat te heb ben over koetjes en kalfjes vroeg hij om een brood. Jannie die waarschijnlijk een hekel aan hem had weigerde. Die weigering had tot gevolg dat Frederik Wilhelm M. de vrouw, die geen kwaad vermoedde, een slag met een ijzeren staaf voor het hoofd gaf met de bedoeling beschikking te krijgen over de mand met brood. Jannie viel voorover en bleef liggen. Hij ging er vandoor met slechts een zakje suikergoed en een broodje.
Ze is enkele dagen later aan haar verwondingen overleden. De vraag bij de rechtbank was: ging
het hier om aanranding en lustmoord of ging het werkelijk om een broodje. De dader werd veroordeeld tot 10 maanden gevangenisstraf.

Toen tussen 1855 en 1861 de Drentse Kanaalmaatschappij het Oranjekanaal ging graven, die een lagere waterspiegel had dan het Bargermeer, werd er ook een zijtak naar het Bargermeer aangelegd. Het meer liep leeg en de gronden die waren drooggevallen zijn aan de Bargermark gerechtigden vervallen en naar uitgestrektheid der overige eigendommen verdeeld in 25 waarden van 32 koeweiden in totaal 800 koeweiden. Nog nooit kwam men op een zo gemakkelijke manier aan goede landbouwgrond. De gemeentesecretaris van Emmen, dhr. Tijmes, sprak zich bij zijn afscheid in het openbaar uit dat hij met lede ogen moest aanschouwen dat mooie natuurgebieden zoals daar zijn, het Bargermeer en Emmermeer, moesten worden opgeofferd aan land en bouwgrond. Dhr. Tijmes was een verwoed jager en visser.

Verkaveling en ontginning 1850 – 1864

De grote hoeveelheid vis waar men ooit f 3000.00 gulden voor wilde betalen, verdween in het nieuw gegraven kanaal. Het was een grote schadepost voor de heren Garming en Schirring in Zuidbarge. Met grote voortvarendheid ging men aan het werk, waaronder de grootgrondbezitter Gosselaar. De boeren uit Den Oever kregen er opeens vier keer zoveel grond bij. Jarenlang heeft men hier geboerd. Een van de eerste landbouwers die hier een boerderij bouwde was Harm Nijhof, deze stond ongeveer op de plek waar nu de Draka is gevestigd.

De Tweede Wereldoorlog was voorbij; er heerste In Emmen grote werkloosheid. Men had behoefte aan werkgelegenheid. Men was dan ook zeer mee ingenomen dat er in 1949 onderhandelingen werden gevoerd met de AKU (Algemene Kunstzijde Unie) te Arnhem, die naast de fabriek in Emmer Compascuum een nieuwe fabriek in Emmen wilde bouwen. Men had grond nodig om dit te realiseren en onder veel protest werden gronden van de landbouwers onteigend. Er waren boeren
die een rechtszaak aanspanden bij de Rechtbank / Grondkamer. De uitspraken waren dusdanig dat in sommige gevallen het aanbod van de gemeente twee keer werd verhoogd. In 1951 kwam er groen licht uit Arnhem: de bouw van de fabriek ging door. Weldra meldden zich meer industrieeën waaronder Danlon, Nira, Emmein. Er was in deze periode ook grote woningnood en in 1948 besloot men 100 dubbele woningen te gaan bouwen in het Bargermeer.

1951 de nieuwe AKU
1948 begin  van de bouw Bargermeer
Overzicht industrieterrein met aangegeven de plek waar ooit het Bargermeer lag

We sluiten dit verhaal af met een gedicht over het Bargermeer; de auteur is niet bekend.

Mijn Bargermeer, mijn Bargermeer
Nooit zie ‘k je in de oude glorie weer
In ’t spieglend-zwarte zij-gewaad
Waar Zon ter schoot zich koesteren gaat
En als een goden-hemelkind
De schoonheid gèèft, dies schoonheid wint
Geheel dien schoot met licht vervult
Gestalte in aureool omhult
Met uitgaand, om en op, een wolk
Van zwevend zingend nymphen volk

Bronnen: Hist. Ver. ZOD – Delpher- Meerten Instituut- Drentse Courant-NvhN